Je zou verwachten dat je spontaan verlicht raakt als je op deze manier geconfronteerd wordt met je eigen eindigheid. En dat was ook wel zo.
Eventjes.
Ik knuffelde mijn kindjes en mijn man. Wat had ik me toch steeds druk gemaakt over onbelangrijke dingetjes. Over rommel. Over hondenhaar. Over administratie. Over de was. Over dingen die ook nog moeten. Over werk. Over onuitstaanbaar gedrag van mijn echtgenoot.
Even zag ik alles heel scherp, een bewustzijnsvernauwing die mijn focus richtte en die datgene, waar het om ging in het leven, hel verlichtte. Al het andere was buiten mijn blikveld, alsof iemand aan weerskanten van mijn gezicht twee kartonnen platen vasthield en er voor zorgde dat ik alleen het belangrijke zag. In al zijn glorie.
En dat was toch wel voornamelijk de liefde. En goedheid in de mensen. Ik bedoel dan mooie menselijke competenties als vriendelijkheid, compassie en saamhorigheid. En blijdschap: die dingen in het leven die je vreugde schenken, waar je energie van krijgt.
Dat alles zag ik haarscherp in het heldere licht van mijn bewustzijnsvernauwing. En toen belde de luizenmoeder.
Ze hebben tijdens de luizencontrole luizen gevonden bij Franca. De luizenmoeder legt me uit wat er nu gebeuren moet, maar ik snap het niet. Mijn werkgeheugen zit vol en weigert dienst. Ik leg haar uit dat ik net gehoord heb dat ik borstkanker heb en begin te huilen. Ach jee, zegt de luizenmoeder (tot op de dag van vandaag weet ik niet wie ik aan de lijn had). En ik zeg sorry. Ze legt nog een keer geduldig uit wat ik moet doen, en nu daagt het een beetje bij me. Ik vraag haar of ze Franca naar huis wil sturen. Ze wenst me veel sterkte.
En dan staat alles ineens in het teken van onze nieuwe huisvrienden. Franca acuut behandelen met luizenshampoo. Haar lange haartjes meticuleus uitkammen met een héél fijn kammetje, kleine pestbeestjes, ik zie geen moer eigenlijk. Leesbril, hoofdlamp, alle lichten aan. Ik vind er uiteindelijk drie. Zelf heb ik ook jeuk. Beddengoed er af. Schijnt niet meer te hoeven, maar ik neem geen enkel risico. Ik kan dit er niet bij gebruiken, ik moet hier vanaf. Andere gezinsleden checken: ja hoor, ik heb ze zelf ook. Néé! De was, waarmee ik achterloop door alle toestanden en ons weekje weg in de herfstvakantie, hoopt zich nog verder op. Tassen staan nog onuitgepakt. Ons kleine huisje ontploft. Het lijkt wel een war zone. Ik moet stofzuigen. Ik word niet goed man.
Mijn zen-achtige toestand duurde dus ruim een weekend, en toen kwam er, met de ontdekking van de luizen, abrupt een einde aan. Life goes on.