Wodka is een engeltje uit de hemel, vermomd als huiskat. Hij houdt zich dagelijks op rond de ingang van het ziekenhuis in Alkmaar. Leon heeft zijn baasje een keer gesproken, en zodoende weten we dat Wodka een goed thuis heeft in de buurt van het MCA. Hij komt er om te eten, waarna hij gauw naar weer naar het Medisch Centrum vertrekt om zijn werk te doen.
Toen we woensdag om kwart over acht ’s morgens bij het ziekenhuis aankwamen, zat Wodka al op z’n post. Onverstoorbaar, kalm, als een rots in de in- en uitgaande stroom mensen. Niet aan het kantje, nee, recht in de loop, zo’n drie meter voor de draaideur van de hoofdingang. Het is daar echt druk, een niet aflatende stroom voetgangers op weg naar werk, ziekenbezoek of een afspraak. Niet echt een energie waar je rustig in gaat zitten als kat, of als wat-dan-ook voor entiteit, lijkt me. Maar deze wel. Ik zakte op mijn knieën en aaide hem. Hij liet het zich welgevallen, kneep zijn oogjes dicht en verroerde zich verder niet. Ik voelde me getroost op deze nare dag. Ik maakte bovenstaande foto. Hij keek wat naar opzij en weer terug naar mij en bewoog nog steeds niet. Ik was blij dat hij daar zat en ook Leon vond het vermakelijk.
Zeker anderhalf uur en twee gesprekken met betrekking tot de opname later zitten we in de huiskamer van de opname-afdeling te wachten op de operatie. Vanaf de bank voor het raam hebben we zicht op de hoofdingang. Wodka zit nog steeds op dezelfde plek. Hij doet niets. Toch gebeurt er om hem heen van alles. Daar, op die plek waar zoveel mensen zwaar van angst en zorgen om hun lijf en leden of hun dierbare, elkaar passeren, zit-ie stil zijn werk te doen. Diverse mensen stoppen even om hem een aaitje te geven. Kinderen laten de hand van hun moeder los en huppelen naar hem toe. Mensen kijken naar hem, glimlachen, wijzen elkaar er op dat er iets opvallends te zien valt en kijken nog eens om om te checken waar ze nou net voorbij gelopen zijn. Ja hoor, Wodka zit er nog. Doodgemoedereerd, met de kalmte en waardigheid van een koning.
Het zijn maar heel kleine momentjes. Maar ik denk dat Wodka alles bij elkaar opgeteld een enorme staat van dienst heeft in het lichter maken van het universum. Waarom zit-ie daar? Wat bezielt hem? Hij moet wel een soort engeltje zijn, is mijn conclusie. Door naar hem te kijken en naar de dynamiek die hij veroorzaakte, was ik afgeleid van de dingen die mij op dat moment angst inboezemden. En ik werd er blij van, omdat het zo grappig was hoe hij daar zat, en om de verwondering over hetgeen zich daar, rondom die kat, elke dag weer voltrekt.
En dan nog, heel belangrijk, wat Wodka kan, kunnen we zelf ook. We kunnen allemaal een verschil maken in de dag van iemand anders. Gewoon door vriendelijk te zijn, een compliment of en grapje te maken, of gewoon iemand te erkennen door hem te groeten of aan te kijken. Dat ene kleine, gewone dingetje dat we doen kan de steen in de vijver zijn die kring na kring veroorzaakt. Of gewoon een klein geluksmomentje geven in het leven van die ander.
*Dat de kat Wodka genoemd wordt, heeft één van de verpleegkundigen me verteld. Omdat ik in hogere sferen verkeerde, heb ik de naam verkeerd onthouden en heb ik deze post in eerste instantie gepubliceerd onder de naam Wodan, de ziekenhuispoes. De verpleegkundige zei dat Wodka een broer heeft, die is iets terughoudender is en vaak op de parkeerplaats zit. Wodka is heel gezien bij het personeel. Ook zij begon te glimlachen toen ze over hem vertelde. Weer een geluksmomentje op het conto van Wodka.