Radiotherapie
De teller staat vandaag op 12 bestralingen, nog 13 te gaan. In de weekenden heb ik vrijaf, dus dat betekent dat het 31 januari de laatste keer is. Op de maandagen breng ik een bezoek aan de radioloog, de laatste keer dat ik hem zag was na bestraling nummer 9. Hij checkt hoe het met me gaat en hoe de huid van het bestraalde gebied zich houdt. Ik krijg de indruk dat hij nog geen zorgwekkende ontwikkelingen waarneemt.
Na een week of twee (en daar zitten we nu dan echt wel) ga je beginnen te merken hoe de bestraling in jouw geval uitpakt. De huid begint inmiddels wat te verkleuren, je moet denken aan een soort zonnebrand-kleur met een paarse toon er in. Ik las overigens ergens dat die verkleuring qua aard niet vergeleken kan worden met zonverbranding, het is echt iets anders. Maar het uiterlijk lijkt er een beetje op. Last heb ik er niet erg van, soms een beetje prikkerig maar hé, ze hebben mijn borst er twee maanden geleden helemaal afgehaald dus ik kan de gekke sensaties echt niet uit elkaar houden.
Wat ik wel goed merk, is dat ik weer heel erg bizar moe begin te worden. Maar het gaat allemaal nog wel, zolang ik maar goed blijf opletten. Dat betekent dat ik de dagelijkse dingetjes net zo’n beetje voor mekaar krijg, en elke middag slapen. Een uitspatting zoals het koffie-uurtje op school op de eerste dag na de vakantie mondt uit in een buitenissige gaapaanval op de fiets naar huis (het is tenslotte alweer 9.15 uur) en dichtvallende ogen in de wachtruimte van de afdeling radiotherapie. Gelukkig mag ik, geloof ik, verwachten dat dit effect enkele weken na de behandeling weer verdwijnt.
En dan is er tot slot nog de lichte misselijkheid die ik ervaar vanaf het begin van de bestralingen, en die sinds een week is toegenomen tot nog ietsje meer licht misselijk en sinds gisteren bij vlagen echt best wel misselijk is geworden. En hoofdpijn heb ik. Als ik deze klachten opnoem tegen de radioloog, stopt hij met het schrijven van zijn verslag en kijkt hij me over zijn bril heen aan. ‘Ben je inmiddels al begonnen met de hormoontherapie?’ vraagt hij, en als ik bevestigend antwoord, kijkt hij me vriendelijk aan en zíe ik hem haast denken: Tsja meid, dat dacht ik al, en nu begint het gehannes. Met die Troep. ‘Kun je al zó snel iets merken van die pillen?’ vraag ik. Ik ben pas een week geleden begonnen en ik heb een aantal aparte gewaarwordingen gehad, maar het leek me onwaarschijnlijk dat dat nu al door de medicijnen kon komen. ‘Jazeker,’ zegt hij. ‘Ja zeker wel, dat kan.’
Stavaza hormoontherapie volgt in deel III